Samen Spelend Leren

Er zijn veel redenen waarom spelletjes een vaste plek in het onderwijs zouden moeten krijgen. Ontspanning na inspanning bijvoorbeeld. En wat nou als je de spellen kan inzetten tijdens de taal-, reken- of geschiedenisles? Bij elk spel staat daarom beschreven welke leerdoelen specifiek geoefend worden. Algemene vaardigheden, kennis en executieve functies die bijna voor elk spel geldt, kun je hieronder lezen. Ben je nieuwsgierig op welke manieren je de spelletjes in kan zetten, klik dan hier. Heb je zelf ervaring met een leuk spel en staat deze hier niet bij, schrijf ons dan een mail naar info@boxwijs.nl. De spellen die wij geschikt achten voor de groep, moeten voldoen aan een aantal criteria. Deze kan je hier lezen. Heb je nog vragen of opmerkingen, mail, app of bel ons gerust naar info@boxwijs.nl en 0630428625.

Waarom moeten kinderen spelletjes spelen?

Omdat het samen spelen van spelletjes leuk en gezellig is, hebben kinderen niet in de gaten dat ze heel veel 'spieren' trainen. Hieronder hebben we alle vaardigheden en kennisgebieden op een rij gezet die aanbod komen tijdens het spelen van spelletjes.

Sociaal-emotioneel

Alle spellen speel je met en tegen elkaar. Dat betekent samen plezier maken, leren van en met elkaar en ervaringen opdoen in sociale situaties. Daarbij kan het spel een veilig gevoel creëren, doordat het spel zelf alle aandacht krijgt en spelregels het contact en communicatie sturen en kaderen. Door een gevoel van veiligheid, vertrouwen, enthousiasme en ontspanning kan het spel ook zorgen voor meer expressie, durf, initiatief en communicatie. Spel is daarom bij uitstek geschikt om sociaal-emotionele vaardigheden te oefenen: relativeren, fouten maken, luisteren en begrijpen van anderen, inleven, zelfbeheersing, op je beurt wachten, flexibiliteit, vertrouwen in jezelf en anderen, regelacceptatie, sociaal bewustzijn, omgaan met stress, keuzes maken en besluitvorming, omgaan met eigen en andermans emoties, initiatief nemen, opkomen voor jezelf, emotieregulatie, zelfmanagement, zelfbewustzijn, zelfreflectie, zelfkennis, theory of mind (kijken vanuit een ander perspectief) en niet-blokkeren.

Logisch denken

Bij logisch denken wordt losse informatie met elkaar verbonden tot een logisch geheel. Het is een belangrijk onderdeel van al het leren. Het betekent informatie analyseren, combineren, zichzelf vragen stellen, veronderstellingen maken, conclusie trekken, relaties leggen, doelen en oplossingen bedenken, strategieën en stappenplannen bedenken, beredeneren, vooruit denken. Logica is ook wel de wetenschap van het denken. Logisch denken maakt je sterker in je mening.

Ruimtelijk inzicht

Ruimtelijk inzicht is een 2- en 3-dimensionele ruimte kunnen begrijpen en visualiseren. Het is een relatie kunnen leggen tussen jezelf en de omgeving en voorwerpen onderling. Ruimtelijk inzicht is een vast onderdeel in intelligentietesten en is een basisvaardigheid voor leren. Het is de richting van kijken, links-rechts, patronen, vormen en de plaats van cijfers en letters in getallen en woorden. Ruimtelijk inzicht is daarom de basis bij schrijven, rekenen, meetkunde, lezen van kaarten en plattegronden, studievaardigheden, verkeer, tekenen, sport, bouwen, dans.

Analytisch denken

Analytisch denken is het geheel in losse onderdelen kunnen zien. Het is belangrijk om iets te kunnen begrijpen. Analytisch denken is het kunnen onderscheiden van hoofd- en bijzaken, symptomen en oorzaken, feiten en meningen. Analytisch denken is nodig bij grammatica, begrijpend lezen en rekenen/wiskunde. Analytisch denken gaat veelal vooraf aan logisch denken, classificeren en structureren.

Classificeren en structureren

Classificeren en structureren is gemeenschappelijke kenmerken onderscheiden, ontdekken, benoemen en categoriseren. Het is nodig om nieuwe informatie te kunnen begrijpen en een plek te kunnen geven. Deze denkvaardigheden zijn nodig voor het ordenen en opruimen van gedachten en spullen, bij grammatica, rekenen, studievaardigheden en begrijpend lezen.

Communicatie

Communicatie is spreken en luisteren, begrijpen en begrepen worden, verbaal en non-verbaal. Communicatie is een belangrijk onderdeel van taal en sociale vaardigheden. Spel zorgt voor verbinding, dynamiek en emotionele betrokkenheid. Hierdoor wordt communicatie zinvol en krijgt betekenis. Communicatie leren kinderen daarom beter met spel dan met een oefening uit de taalmethode.

Woordenschat

Etiketteren is betekenis geven aan de wereld. Mensen, dingen, situaties en gevoelens krijgen een naam en worden beter begrepen. Een grote woordenschat is essentieel bij een goede communicatie en begrijpend lezen. Etiketteren versnelt het denkproces. Taal en denken bevorderen elkaar wederzijds. Woordenschat wordt vooral uitgebreid als woorden in verschillende situaties gebruikt worden, zoals op speelse wijze gebeurt in een spel.

Taal algemeen

Taal is nodig bij het verwerven van nieuwe kennis, inzichten en vaardigheden in alle leergebieden. Taal is essentieel bij al het leren. Taal versnelt het denkproces. Al het schoolse leren is taal. Taal maakt het mens-zijn mogelijk. Spel zorgt voor verbinding, dynamiek en emotionele betrokkenheid. Hierdoor wordt taal zinvol en krijgt betekenis. Kinderen leren taal daarom beter met spel dan met een oefening uit de taalmethode. Taalspelletjes ontwikkelen hun taalgevoel en geven hen plezier in taal.

Concentratie

Concentratie is voor lange tijd je aandacht richten, je focussen. Het is met aandacht waarnemen en je niet laten afleiden door interne en externe prikkels. Concentratie is een belangrijke executieve functie en is een voorwaarde voor het leren. Het zorgt voor bewust, nauwkeurig en zorgvuldig waarnemen. Vijftig procent van alle gemaakte fouten komt door het niet goed waarnemen. Uit onderzoek blijkt dat, mede door plezier, spel een positief effect heeft op het concentratievermogen

Niet blokkeren

Niet blokkeren is je eigen manier los durven laten, kalm blijven en een andere werkwijze proberen, wanneer de eerste manier niet lukt. Het betekent dat er meerdere oplossingen en werkwijzen zijn en dat er fouten mogen worden gemaakt. Blokkeren is blijven hangen in een eigen denkproces en steeds dezelfde oplossingsstrategie toepassen, omdat deze veilig, bekend en voorspelbaar is. Het is belangrijk om niet te blokkeren bij het denkproces, om zo alle beschikbare informatie te kunnen benutten. Ook is niet blokkeren belangrijk in contact met de ander. Je kunt alleen in verbinding met de ander zijn, als je niet geblokkeerd bent. Niet blokkeren wordt veel in spelletjes geoefend en zorgt voor zelfvertrouwen. Zelfvertrouwen kan ervoor zorgen dat je minder snel blokkeert.

Ontspanning

Om optimaal te kunnen presteren is het belangrijk dat er voldoende ontspanningsmogelijkheden zijn. Een zelfgekozen spelletje spelen wordt door kinderen als ontspanning ervaren. Het is bewegen na stil zitten, het is samenwerken na zelfstandig werken. Een kast met voldoende spelaanbod zorgt voor afwisseling in activiteiten en ontspanning na inspanning.

Aardrijkskunde

In dit spel leren kinderen topografische kennis en andere wetenswaardigheden over de wereld. Kennisspelletjes en enthousiaste medespelers stimuleren nieuwsgierigheid en interesse in nieuwe dingen. Kinderen krijgen nieuwe informatie en verdiepen en verbreden hun bestaande kennis in andere contexten. Ze leren van elkaar en profiteren van de kennis en ervaring van andere kinderen.

Geschiedenis

In dit spel leren kinderen gebeurtenissen in de geschiedenis in logische en chronologische tijd te plaatsen. Kennisspelletjes en enthousiaste medespelers stimuleren nieuwsgierigheid en interesse in nieuwe dingen. Kinderen krijgen nieuwe informatie en verdiepen en verbreden hun bestaande kennis in andere contexten. Ze leren van elkaar en profiteren van de kennis en ervaring van andere kinderen.

Natuur

In dit spel leren kinderen wetenswaardigheden over dieren en hun leefomgeving. Kennisspelletjes en enthousiaste medespelers stimuleren nieuwsgierigheid en interesse in nieuwe dingen. Kinderen krijgen nieuwe informatie en verdiepen en verbreden hun bestaande kennis in andere contexten. Ze leren van elkaar en profiteren van de kennis en ervaring van andere kinderen.

Tijdsoriëntatie

Tijdsoriëntatie is het zich kunnen plaatsen in de objectieve tijd; de datum kennen, de tijd, dagen van de week, maanden, seizoenen en gebeurtenissen is de (historische) tijd kunnen plaatsen. Het is ook zich kunnen plaatsen en integreren in de sociale tijd: bijvoorbeeld etenstijd, dagritme en school/werktijd versus vrije tijd. Een goede tijdsoriëntatie zorgt voor ordening van het gedrag, een beter besef van de leefwereld en bevordert de sociale integratie. Tijdsoriëntatie is belangrijk voor je identiteit, goed kunnen functioneren in zijn sociale omgeving en voor timemanagement. Tijdsoriëntatie is nodig bij het plannen en organiseren van activiteiten.

Werkgeheugen

Werkgeheugen kan nieuwe informatie bevatten, maar ook oude informatie die tijdelijk ‘van binnenuit’ wordt geactiveerd. Een goed werkgeheugen is een uitstekende voorspeller voor latere schoolprestaties. In het werkgeheugen worden tijdelijk onderwerpen opgeslagen om daar vervolgens iets mee te doen. Het werkgeheugen is belangrijk bij het reguleren van gedrag. Het werkgeheugen is nodig bij het maken van berekeningen en andere opdrachten waarbij meerdere items onthouden moeten worden. Het werkgeheugen kan verdeeld worden in verbaal en visueel-spatieel geheugen. In spellen worden beide onderdelen van het werkgeheugen getraind.

Snelheid

De verwerkingssnelheid en reactiesnelheid zijn onderdelen van de intelligentie, maar verwijzen niet direct naar een hoog IQ. Het is de vaardigheid om taken snel uit te kunnen voeren en juiste oplossingen te vinden bij problemen. Kinderen vinden het leuk om hun snelheid te trainen in spelletjes.

Voorbereidend rekenen

Met voorbereidend rekenen wordt gewerkt aan getalbegrip, rekenvaardigheden en rekenbegrippen die later nodig zijn voor het rekenen. Getalbegrip is weten en begrijpen waar het getal voor staat. Een getal kan worden gebruikt als aanduiding van een aantal (7 blokken), telgetal (4de knikker), meetgetal (4 stokjes lang), rekengetal ( 2 en 2 is evenveel als 4) en als naam (huisnr. 4). Onder rekenvaardigheden vallen classificeren, ordenen, relaties leggen, vergelijken en tellen. Synchroon tellen en resultatief tellen zijn daarbij erg belangrijk. Rekenbegrippen zijn woorden die je nodig hebt bij het rekenen: eerste, vierde, laatste, een na laatste, grootste, kleiner, enz. In spellen komen deze begrippen spelenderwijs, veelvuldig en expliciet aan bod. Voorbereidend rekenen is erg belangrijk voor het latere rekenen en komt op veel scholen nog te weinig aanbod. Spelend rekenen is leren met plezier, leren van elkaar en leren met concrete en aantrekkelijke materialen.

Automatiseren

Automatiseren is het vrijwel routinematig uitvoeren van rekenhandelingen en het memoriseren van rekenfeiten. Dat houdt in dat kinderen, antwoorden van het optellen en aftrekken tot 20 en tafels tot 10 van buiten kennen. Wanneer kinderen hun basisbewerkingen hebben geautomatiseerd, hoeven zij hun werkgeheugen minder te belasten bij het uitrekenen van complexe opgaven. Een groot deel van het geheugen blijft dan beschikbaar voor het uitvoeren van niet-geautomatiseerde rekenhandelingen. Automatiseren is een voorwaarde voor het verwerven van rekenkundig begrip. Scholen die goed presteren op rekenen/wiskunde, blijken ook goed te presteren op automatiseren. Zij zetten extra materialen in en oefenen elke dag. Spelletjes hebben veel herhaling, snelheid en plezier in zich. Deze spellen zijn bij uitstek geschikt voor het automatiseren.

Rekenen

Een goede rekenvaardigheid is belangrijk voor je (zelf)redzaamheid. Het is noodzakelijk te kunnen rekenen als werknemer, ondernemer en als burger. We rekenen als we aankopen doen, als we willen uitkomen met onze maandelijkse inkomsten en als we een hypotheek kiezen. Rekenen doe je ook bij ook klokkijken en afstanden inschatten. Bij rekenen gaat het om inzicht in de gecijferde wereld om ons heen. In rekenspelletjes spelen kinderen met getallen, hoeveelheden, bewerkingen en getal-relaties. Zij leren berekeningen verwoorden en controleren. Spel daagt kinderen uit tot zelf nadenken, onderzoeken en reflecteren. Met spel zijn kinderen betrokken, handelen zij met concreet materiaal en is rekenen een middel. Spelend rekenen is leren met hoofd, hart en hand. Rekenspellen zijn een goede aanvulling op de rekenmethode.

Creatief denken

Creatief denken is nieuwe relaties leggen tussen woorden, situaties en onderwerpen. Het is ook verschillende oplossingen bedenken voor een probleem, alternatieven kunnen geven, hypotheses kunnen opstellen en met nieuwe ideeën komen. Kinderen worden in het reguliere onderwijs nauwelijks uitgedaagd om creatief te denken. Onderwijs is veelal gericht op het enige juiste antwoord. Creatief denken is een belangrijke vaardigheid in het dagelijkse leven. Deze vaardigheid wordt in het onderwijs en beroepsleven steeds meer op waarde geschat. In deze spellen wordt creatief denken gestimuleerd en leren kinderen dat er meerdere antwoorden mogelijk zijn.

Executieve functies

Executieve functies zijn cognitieve functies die nodig zijn voor het verrichten van taken en het reguleren van gedrag. Deze mentale processen zorgen ervoor dat je kunt functioneren en dat je jezelf ‘in control’ hebt. Onder executieve functies vallen werkgeheugen, zelfbeheersing, flexibiliteit, concentratie en emotieregulatie. Het zijn vaardigheden als het sturen van aandacht, plannen, schakelen, doelgericht werken en irrelevante prikkels negeren. Ze zijn belangrijk om goed te kunnen functioneren op school, in het dagelijks leven en in relatie tot anderen. Het zijn voorwaarden voor het leren. Executieve functies zijn een betere voorspeller voor goede schoolprestaties dan een hoog IQ. In spellen worden executieve functies spelenderwijs getraind. Het is daarom belangrijk dat kinderen regelmatig spelletjes spelen.

Filosoferen

Bij het filosoferen breng je alle vormen van denken samen. Je onderzoekt samen met anderen een interessante vraag of kwestie. De mogelijkheden die je bedenkt, onderzoek je dan kritisch. Je kijkt of het waar is en hoe je weet dat het waar is. Filosoferen gaat niet zozeer om het vinden van antwoorden, maar om inzicht. Soms komen er meer of nieuwe vragen naar boven, die je dan weer kunt onderzoeken. Dat doe je door logisch na te denken, te redeneren, te vergelijken, door ideeën te testen of het tegengestelde te onderzoeken. Kinderen vinden het leuk om deze denkvaardigheden te trainen en ze zijn belangrijk voor al het begrijpen, voor je functioneren op school, thuis en op je werk.

Oog-hand coördinatie

Oog-handcoördinatie is een vaardigheid, waarbij de hand gestuurd wordt door wat de ogen waarnemen. Hiervoor wordt een bepaalde mate van concentratie gevraagd. De ontwikkeling van de fijne of specifieke motoriek stelt het kind in staat zijn lichaamsdelen meer met elkaar te laten samenwerken. Het bevordert niet alleen de individuele motoriek, maar heeft daarbij een positieve invloed op hersenfuncties en cognitieve leerprestaties. Het blijkt dat kinderen die veel spelletjes spelen vaak handig zijn. Dit spel vraagt concentratie en bewuste motorische acties. Kinderen worden uitgedaagd om eerst goed te kijken en na te denken over hoe ze willen handelen.

Engels

Naast goede Nederlandse taalvaardigheid wordt het steeds belangrijker om goede beheersing te hebben van de Engelse taal. Engels is nodig voor voortgezette studies, op het werk en (later) in het dagelijkse leven. Een stevig fundament voor Engels draagt bij aan vaardigheden en zelfvertrouwen van de leerling. Kinderen vinden het leuk om Engels in een spelletje te oefenen.

Waarnemen

Vijftig procent van alle fouten wordt gemaakt door onnauwkeurig waarnemen. Goed waarnemen gaat vooraf aan het denkproces, zodat de juiste gegevens worden gebruikt. Bij veel spelletjes worden kinderen uitgedaagd om precies waar te nemen, vaak in combinatie met snelheid, concentratie, de juiste focus en snel schakelen.

Voor het basisonderwijs zijn kerndoelen opgesteld. Bij alle spellen wordt gewerkt aan de kerndoelen 1, 2, 3 en 12 van de Nederlandse taal. Ook wordt in veel spellen gewerkt aan enkele kerndoelen van Rekenen/Wiskunde.

KERNDOELEN NEDERLANDS

1 Informatie uit gesproken taal

Luisteren. Informatie uit context halen. Zelf het gehoorde kunnen verwoorden en overdragen.

2 Leren mondeling uit te drukken.

Vertellen, discussiëren, meedoen met en later het leiden van groepsgesprek; niet voor de beurt praten; gespreksregels, beurtverdeling, presentaties, langere zinnen, samengestelde zinnen, qua structuur complexer, intonatie, inzetten van spreekstrategieën: levendig taalgebruik, houding, intonatie en mimiek om mondelinge teksten te ondersteunen, opbouw, woordenschat, passende woorden.

3 Informatie beoordelen

Wel/niet belangrijk/relevant, kritisch luisteren, informatie op waarde schatten, meningen/feiten onderscheiden, reactie kunnen geven met argumenten en eigen mening, evalueren, standpunt vasthouden, discussiëren, open voor andere meningen, naar andermans standpunt/mening/commentaar vragen, oordeel vormen

12 woordenschat

Figuurlijk, letterlijk, spreekwoorden, gezegden, uitdrukkingen, strategieën verwerven om betekenis van woorden uit context te halen/af te leiden, strategieën verwerven om betekenissen van woorden te onthouden, reflecteren op hun woordenschatontwikkeling. Ook metatalige begripsvorming: het leren hanteren van begrippen die het mogelijk maken over taal te denken en te spreken en bij mondelinge en schriftelijke vaardigheden.

KERNDOELEN REKENEN/WISKUNDE

23 Wiskundetaal gebruiken

Wiskundetaal is taal (zowel schriftelijk als mondeling)

• voor het uitdrukken of benoemen van:

hoeveelheden, getallen, telrij, cijfers, vergelijking van aantallen en groottes, veranderen of vergelijken van hoeveelheden en groottes, volgordes, figuren, meetkundige termen, ruimtelijke relaties, verloop van de dag, getallen en getal notaties, structureren van getallen, plaatsen op de getallenlijn/in de telrij, gelijkheid van aantallen, de hoofdbewerkingen, strategieën, geld, meetkundige objecten en operaties, verbanden, tijd, tijdbalk, plattegrond met hoogtegetallen, kolomsgewijs rekenen en cijferen, breuken, maten, kommagetallen, algoritmen, termen uit het meten, percentages, verdelingen.

• om volgordes, processen weer te geven en het gebruik van voorwaardelijke zinnen in:

reken- en wiskundige processen en hoeveelheden, groottes, vormen en allerlei relaties tussen getallen en tussen objecten in de ruimte te beschrijven, verbanden en eigenschappen weer te geven, erover te communiceren, te redeneren en berekeningen erover te maken.

Bijvoorbeeld: groot/klein/meer/minder/lang/dichtbij, volgende/vorige, erbij/eraf/samen/verschil, voor/achter/naast/bij/in, enz.

25 Onderbouwen en beoordelen

Onderbouwen en beoordelen van aanpak bij oplossen van rekenwiskundige problemen.

- onder woorden brengen en uitleggen van eigen voorstelling, gedachten en keuzen

- luisteren naar uitleg van anderen en interpreteren daarvan in eigen denkkaders

27 Hoofdrekenen

De basisbewerkingen met gehele getallen tot 100 uit je hoofd. Optellen en aftrekken tot 20 en de tafels van buiten kennen.